Fragment 23,
De jongeman , vervolg
Dit verhaal vertel ik alleen aan goede vrienden en dan nog met schaamrood op mijn kaken.
Ik ging niet met mijn ouders terug naar Keulen, maar bleef achter in Spanje. Daar heb ik dezelfde zonde begaan als mijn vader destijds met de herbergiersdochter. Uiteraard overkwam mij natuurlijk niets met een vrouw, nee. Ik ontmoette een prachtige ridder, die met zijn vrienden op doorreis was. Ik sloot me bij hen aan en mocht vaak voor op zijn paard zitten.
Jullie kunnen je daar ongetwijfeld wel iets bij voorstellen. Zijn hand rustte ogenschijnlijk doelloos op de plek waar mijn gevoel het sterkst was. S'Avonds zaten wij in een grote kring, zongen wereldse liederen en maakten we plezier. Op een avond heeft de ridder mij genomen (en dan zeg ik het nog heel netjes). Ik vond het een heerlijke belevenis, maar tegelijkertijd wist ik dat ik zwaar zondigde. Ik ben nog maanden bij deze ridder gebleven. Hij had mij in zijn macht; ik wist dat hij als hij de rechter zou vertellen wat er tussen ons was voorgevallen – en dat uiteraard zogenaamd tegen zijn wil in – dat ik dan voor de tweede keer zou zijn opgehangen. In dat geval zou Jacobus' hulp ongetwijfeld achterwege zijn gebleven, omdat ik aan het gebeuren zo'n intens plezier had gehad.
Uiteindelijk werd ik door de ridder en zijn vrienden zo vernederd dat ik midden in de nacht gevlucht ben, met alleen een stok en een kalebas bij me. Zo ben ik berooid door het Spaanse land getrokken; de eerste maanden doodsbang dat de ridder met zijn groep vrienden me weer op het spoor zou komen.
Ik heb honger en dorst geleden. Ik heb zware ziektes overwonnen, sterk vervuild en onder de zweren ben ik uiteindelijk na jaren uiteindelijk bij het graf van Jacobus gekomen. Tot aan mijn dood, die op hoge leeftijd volgde, ging ik dagelijks naar de kerk in Santiago, smeekte om vergeving en deed levenslang boete.
Ik keek dagelijks mijn ogen uit naar de talloze pelgrims, die van heinde en ver kwamen. Menigmaal sloeg ik ogen neder als er zich fraaie jongemannen onder hen bevonden. Ik genoo
t van het zwaaien van het immense wierookvat in de kathedraal en heb menigmaal mee mogen helpen met het trekken aan de enorme kabels waar het wierookvat aan hing.Uiteindelijk zijn mij mijn zonden toch nog voorspraak van de heilige Jacobus vergeve
n en ben ik in vrede gestorven. Twee dagen per jaar mag ik vanuit de hoge hemel neerdalen op aarde; Gods goedertierenheid is nauwelijks te beschrijven en niet genoeg te prijzen.Want op de eerste dag vindt in cafe Leto in Groningen de schuifdeurenavond plaats van het homomannenkoor Zangzaad en de tweede dag staat bekend als Roze Zaterdag.
Wil je verder lezen ? (Nog
even geduld...)
of
naar de
vorige bladzijde.
Copyright By Hansvermaat.nl
2006-2009. All Rights Reserved.
Hans Vermaat "The Travellers" Website.